azure-devops-powerbi

Inrichten Azure DevOps Release pipeline

  1. Ga naar Azure DevOps
  2. Klik op Pipelines
  3. Klik op Releases
  4. Klik “New Pipeline”

Add new pipeline

Wanneer je Azure DevOps-goeroes tegenkomt, zullen ze over het algemeen geen release-pipelines meer gebruiken. De reden hiervoor is dat Microsoft binnen Azure DevOps het onderscheid tussen “build” en “release” langzaamaan laat verdwijnen. In plaats daarvan komen “multi-stage pipelines”.

Voor ons doeleinde (het gestructureerd oplossen van je Power BI deployments met Azure DevOps), is dit echter de snelste manier om van start te gaan.

Klik "Empty job"

  1. Klik Empty job

Azure DevOps vraagt je nu om de naam van je Stage. Een “stage” is voor ons het makkelijkst te vertalen als een “omgeving”. Bijvoorbeeld een testomgeving.

  1. Geef je eerste stage de naam “Test” en sluit de pane

Hernoem je stage naar "Test"

Je ziet nu een scherm met twee onderdelen:

Artifacts zijn datgene wat je uitrolt over de omgevingen. Het idee van een “artifact” is dat het onveranderbaar is: als ik iets op een testomgeving heb goedgekeurd, wil ik dat exact hetzelfde rapport ook op mijn productie-omgeving komt.

Onder Stages zie je de zojuist aangemaakte stage Test. Daaronder staat de tekst 1 job, 0 tasks.

Bovenin je scherm zie je een aantal tabjes binnen je release-pipeline. Hier vind je allerhande instellingen.

We voegen nu eerst een artifact toe. Dit is het startpunt: om een rapport ergens te kunnen plaatsen (deployment) moeten we het ergens vandaan halen. Daarom koppelen we allereerst de artifact:

Klik "Add artifact"

  1. Klik naast het kopje Artifacts op Add
  2. Kies voor Azure Repos Git en vul de volgende instellingen in:
    • Project: kies via de dropdown het project waar je nu in werkt
    • Source (repository): Kies uit de dropdown de repository waar je zojuist het eerste Power BI bestand in hebt neergezet.
    • Default branch (deze wordt zichtbaar zodra je de repository selecteert): Kies uit de dropdown master
    • Laat de overige instellingen op de standaardwaarden staan
    • Klik op Add

Add artifact - settings

Je hebt nu een Artifact gekoppeld. Concreet betekent dit dat de verschillende stages in je deployment pipeline de nieuwste versie van ons ontwikkelde rapport meekrijgen. Een deployment op de testomgeving gaat dus gegarandeerd met hetzelfde rapport als een deployment op de productie-omgeving.

Nu we de artifact hebben ingericht, kunnen we een stappenplan opzetten voor een stage.

  1. Klik op de tekst 1 job, 0 task. Het tabblad Tasks opent zich.

Je komt nu in de taken die binnen jouw stage worden uitgevoerd. Azure DevOps verdeelt dit onder in jobs en tasks. Een job is een verzameling taken die op een bepaald type computer moet worden uitgevoerd. Voor de uitrol van Power BI rapportages gebruik je gewoonlijk maar één job. Deze is standaard al voor je aangemaakt.

De tasks zijn datgene wat moet gebeuren om jouw release voor elkaar te krijgen.

  1. Klik op Agent job. Je ziet aan de rechterzijde nu een eigenschappen-venster tevoorschijn komen. Als het goed is, staan de volgende instellingen hier:

Agent job settings

Inrichten van de Stage

Om de uitrol van je Power BI rapport daadwerkelijk te automatiseren, moet er een stappenplan komen: de tasks list. Dit staat beschreven in Inrichten Release Stage.